VVV Vlieland
Menu
Zoek & boek huisjes en appartementen

Kies uw gewenste datum of bekijk Alle accommodaties

Daar komt de pierenwipper van het Wad

Interview Jan Soek

“De getijden zijn mijn baas en ik heb hem nog nooit horen schelden. Het contract is simpel. Als je niet komt, dan krijg je ook niks. Wil je ontslag? Dan moet je dat zelf nemen.” Jan Soek (1941) leeft al sinds jaar en dag met de getijden. In de haven van Vlieland ligt zijn scheepje Regina. Elke beroepsvisser die pieren nodig heeft voor een goede vangst, weet dat die vanaf de steiger alleen maar even “Hee Jan!” hoeft te roepen. Dan gaat het zeildoek, dat als deur dient, opzij en steekt de pierenwipper zijn hoofd naar buiten.

30-01-2020

Daar komt de pierenwipper van het Wad

We spreken Jan Soek op een hete zomerdag in juni 2019. “Zullen we effe naar dat bankie toegaan daar? Die zitten zo lekker”, zegt hij als hij naar het havenbankje wijst. “Wacht effe, ik moet er wel een biertje bij hebben.” Zijn hond Hessel, een Friese Stabij, volgt hem over de steiger naar de wal en gaat in de schaduw onder de bank liggen. Er rijdt een scooter langs. Uit de helm klinkt: “Hee Jan, hoi!” Jan steekt zijn hand op: “Hoi”, en kijkt rustig voor zich uit als hij vraagt: “Wie was dat?”

Op het dak van zijn bootje staan twee lege kratten bier. Er liggen nog wel wat meer spulletjes. “Ik heb nog geen tijd gehad om het op te ruimen, daarom kunnen we het interview beter hier op ’t bankie doen dan binnen.” Vanaf deze plek is het schuin hangende bord ‘ZEEPIEREN’ op zijn boot duidelijk te zien. Dat moet ook, want daar leeft Jan van. Zodra de zee zich terugtrekt en het wad droogvalt, trekt hij zijn kaplaarzen aan en gaat met zijn vork (zoals hij zijn gereedschap zelf noemt) op pad.

Naar Vlieland

“Hoi Jan!” Een fietser. Jan steekt zijn hand op: “Hoi.” Was het een bewuste keuze om naar Vlieland te komen? Niet echt. In 1983 moet hij de haven van Den Helder verlaten, omdat daar een nieuwe sluis wordt gebouwd. Hij mag naar de haven in de binnenstad verhuizen, maar daar heeft Jan geen trek in. Dan liever naar Vlieland. Met zijn toenmalige boot ‘Mi Amigo’ vaart hij naar het waddeneiland. “Ik was van plan om na een half jaartje terug te gaan, maar dat halfjaar is allang weer om.” Als in 2008 de haven van Vlieland wordt uitgebreid, gaat Jan op zoek naar een kleiner scheepje, want de 30 meter waar hij tot dan toe op leeft, wordt te duur voor hem. Met Regina (17 meter) keert hij terug.

Jan heeft nog altijd profijt van een regeling die hij in de jaren ’80 trof met Rijkswaterstaat. “Je mocht hier een jaar blijven legge en dan moest je weg. Maar ik niet. Ik heb toestemming om te blijven.” En zo ligt hier nog altijd de roestige Regina. Best een berucht bootje op Vlieland.

Eerste schip: Noordzeebotter

“Hoi Jan!” Twee wandelaars. Jan steekt zijn hand op: “Hoi.” Zijn eerste bootje… als hij die ooit nog eens terug zou kunnen krijgen, dan komt een droom uit. “Een Noordzeebotter, bouwjaar 1928. Jannemarie heette ze, naar mij en m’n moeder. Verdomd, wat was dat een mooi scheepje!” In de jaren ‘60 verruilde Jan haar voor een kotter, om te kunnen werken. “Ik heb nooit geweten dat ik daar zoveel spijt van zou krijgen. Ik leg er ’s nachts nog wel eens wakker van, terwijl het al zo lang geleden is.” Met zijn kotter voer Jan naar Helgoland (tussen Duitsland en Noorwegen) om op Hollandse garnalen te vissen. Ook kwam hij in Grinsby (Noordoost-Engeland). Daar ving hij steurgarnalen.

Aanvaring marineschip 

Als we Jan vragen wat het ergste is wat ‘m ooit is overkomen, dan noemt hij twee dingen: zijn faillissement als visser en het feit dat hij Jannemarie verkocht. Dat hij op zijn 60e kanker kreeg, is niet ’t eerste waar hij aan denkt. In 1974 ging hij failliet. Dat had meerdere oorzaken. “Het eerste jaar ging prima, maar het tweede jaar liep alles mis. Letterlijk en figuurlijk alles. De dekka was van de kook, dat kostte me al twintigdúzend, er moest een nieuwe kop op de motor, ik had balken in m’n schroef gehad, een gebroken kruk-as en ik had een aanvaring met de marine.”

Geen ruzie, maar letterlijk: een fregat voer over zijn kotter heen, vertelt Jan. “Hij voer binnen de rode tonnen, daar mocht hij helemaal niet komen. Hij pakte de kop van m’n kotter, terwijl ik voor anker lag. Het water stond al tegen de mast. Ik heb mazzel gehad dat het ankertouw brak. Daardoor schoot ik los. Er heeft nooit een letter van in de krant gestaan, maar het staat wel in mijn geheugen gegrift.” Alle tegenslag zorgde voor investeringen die Jan niet meer kon opbrengen. “Je ken ’s een keer pech hebben, dat geeft niks, maar het wordt te gek als het achter mekaar door gebeurt. Dat kost je het schip.” En zo kwam het dat Jan zijn kaplaarzen aantrok, de riek ter hand nam, het wad opliep en pieren ging steken.

Pieren steken

“Daar ken nooit veel mis in gaan”, grijnst Jan die opkijkt en hoi zegt tegen twee voorbijgangers. Sinds de haven is uitgebaggerd, is het een smerig vies zooitje op het wad, vertelt hij. “Dit is het slechtste jaar dat ik ooit heb meegemaakt. Er zijn niet zo gek veel plekjes meer om te steken. Overal ligt bagger.” Met laag water gaat hij kijken waar hij de riek in het wad kan steken. “Daar moet je bekend mee wezen, dat is echt iets speciaals. Ik ken aan de gangen zien waar de pieren zitten.”

Dokter Deen

De man, die elk seizoen in zijn korte broek loopt, heeft een stukje bos bij Staatsbosbeheer waar hij mag kappen. Ergens op zijn schip liggen drie kettingzagen. Met het hout verwarmt hij de kleine ruimte waar hij woont. “Ik maak graag plezier met m’n eige. Dan kijk ik naar m’n tweede TV: de kachel. Lullig heh. Ben je ca. 80 jaar en zit je nog vlammetje te kijken. Maar ook al ben je nog zo oud, fikkie steken verveelt nooit.” Er fietst een man langs. “Ha Jan!” Jan steekt zijn hand op…

Nog elk jaar gaat hij voor controle naar het ziekenhuis in Harlingen. “Dat krijg je als je kanker hebt gehad. Destijds kwam ik bij dokter Deen met de vraag of hij effe een vetbult uit m’n nek wilde weghalen. Deen zei: ‘Dat is geen vetbult Jan, dat is kanker.’” Of Jan bang is voor de dood? “’s nachts denk ik wel eens: over zoveel jaar besta ik niet meer en dat zie ik dan wel voor me, maar dat is geen angst of zo. Ik heb het graf wel al geregeld. Ik ken bij m’n ouwelui in Den Helder legge. Dat graf heb ik gekocht voor de eeuwigheid. Ik heb ook al bedacht dat ik niet ‘Rust zacht’ op mijn steen wil hebben staan. Er moet ‘Hier ligt voor anker’ op staan. Of is ’t nou ‘ten anker’? Daar ben ik nog altijd niet over uit. Wie me wegbrengt? Dat weet ik niet, maar ik ben nog helemaal niet van plan om dood te gaan hoor. Ik heb misschien wel de leeftijd ervoor, maar ik heb het prima hierzo.” Hij draait het laatste restje bier in het flesje rond. “Lauw geworden. Kom Hessel, we gaan het bos in!”

Interview VVV Vlieland gids 2020.